Durme
Bovendurme (zonder getij):
Benedendurme (met getij):
Zicht op de Benedendurme met de vernieuwde Koolputten en de Mirabrug in het riet
📋 BESCHRIJVING
De Durme is een zijrivier van de Zeeschelde.
Of eigenlijk wàs het een rivier want een groot deel ervan is een rivier zonder/met nauwelijks water, lees hierover verder in het volgende onderdeel ...
Of eigenlijk wàs het een rivier want een groot deel ervan is een rivier zonder/met nauwelijks water, lees hierover verder in het volgende onderdeel ...
🪚 KUNSTMATIGE INGREPEN DURME - RECHTREKKINGEN EN DURMEKANAAL
|
Durme komt van het keltische woord "Dormia" wat betekent "stormachtige rivier".
Lang geleden kon de Durme hevig stromen nadat het hevig geregend had.
Door het graven van eerst deze Lieve, de aanleg van de Moervaart en nadien de Brugse Vaart, het kanaal van Gent naar Terneuzen, het Schipdonkkanaal en de afdammingen te Lokeren (eind jaren '50) werd deze rivier afgesneden van haar bovenloop.
Daardoor heeft de rivier en in het bijzonder de Benedendurme geen of nauwelijks geen "Durmewater" meer.
Daardoor bestaat de Durme tegenwoordig uit 8 (!) delen die min of meer overeenstemmen met de historische loop.
Van bron tot monding zijn dat:
Lang geleden kon de Durme hevig stromen nadat het hevig geregend had.
Door het graven van eerst deze Lieve, de aanleg van de Moervaart en nadien de Brugse Vaart, het kanaal van Gent naar Terneuzen, het Schipdonkkanaal en de afdammingen te Lokeren (eind jaren '50) werd deze rivier afgesneden van haar bovenloop.
Daardoor heeft de rivier en in het bijzonder de Benedendurme geen of nauwelijks geen "Durmewater" meer.
Daardoor bestaat de Durme tegenwoordig uit 8 (!) delen die min of meer overeenstemmen met de historische loop.
Van bron tot monding zijn dat:
- Poekebeek
- Oude Kale
- Nieuwe Kale
- Kanaal Gent/Terneuzen
- Moervaart
- Zuidlede
- Bovendurme
- Benedendurme
De Bovendurme is het zevende deel van 8 huidige delen van de rivier met de naam Durme.
De term "Bovendurme" wordt gehanteerd voor het deel vanaf samenvloeiing Moervaart-Zuidlede tot de afdamming met pompgemaal net voor de monding van de afgeleide Lede(beek) net stroomafwaarts voorbij het centrum van Lokeren. Door de afdamming te Lokeren is er geen getijde meer op dit stuk Durme, die ervoor via de Schelde wél was.
De term "Bovendurme" wordt gehanteerd voor het deel vanaf samenvloeiing Moervaart-Zuidlede tot de afdamming met pompgemaal net voor de monding van de afgeleide Lede(beek) net stroomafwaarts voorbij het centrum van Lokeren. Door de afdamming te Lokeren is er geen getijde meer op dit stuk Durme, die ervoor via de Schelde wél was.
De Benedendurme, meestal gewoon "Durme" genoemd, is het achtste en laatste deel van de 8 huidige delen van de Durme.
De term "Benedendurme" wordt gehanteerd voor het deel vanaf het pompgemaal en de monding van de afgeleide Lede(beek) net stroomafwaarts voorbij het centrum van Lokeren tot de monding van de rivier in de Zeeschelde.
Dit is het enige deel van de hele rivier "Durme" dat nog onderhevig is aan het getij.
De term "Benedendurme" wordt gehanteerd voor het deel vanaf het pompgemaal en de monding van de afgeleide Lede(beek) net stroomafwaarts voorbij het centrum van Lokeren tot de monding van de rivier in de Zeeschelde.
Dit is het enige deel van de hele rivier "Durme" dat nog onderhevig is aan het getij.
Het waterproductiecentrum van Kluizen onttrekt oppervlaktewater uit beken die het noorden van Oost-Vlaanderen doorkruisen en die destijds in de Durme uitmondden om zo de Schelde te bereiken.
Het zuidelijk deel van deze stroomgebieden vindt zijn oorsprong in de streek van Tielt, met name in de Poekebeek.
De Poekebeek werd onderbroken in Nevele door het graven van het Schipdonkkanaal, de afleidingsvaart van de Leie.
De verdere afvloeiing gebeurde destijds via de Meire-Kale, die nu met behulp van een zinker onder het kanaal Gent-Brugge, hetzij via de Oude Kale over het grondgebied van Evergem ter hoogte van Langerbrugge uitstroomt in het kanaal Gent-Terneuzen, hetzij afgeleid wordt in het Lievekanaal.
Via het Lievekanaal wordt het water opgepompt in het Brakeleiken en bereikt het zo het waterproductiecentrum van Kluizen.
Door de afgesneden bovenloop van de Durme verzanden grote delen van de rivier stroomafwaarts te Lokeren.
Scheepvaart is hierdoor op vele plaatsen niet meer mogelijk.
In De Atlas van België - Scheepvaartwegen door A.Delmer uit 1962 lezen we nog over de Durme, Moervaart en Langelede:
Deze rivieren met getijde (!) draineren de polderachtige streek die zich uitstrekt ten noorden van de Schelde, van Rodenhuize op het kanaal van Gent naar Terneuzen tot Hamme, volgens een oude bedding van de Schelde.
Zij hebben een totale lengte van 44 km en worden weinig bevaren.
Zij doorlopen een landbouwstreek welke geen andere bedrijven bezit dan de suikerraffinaderijen van Moerbeke.
Zij worden slechts gebruikt voor het vervoer van kolen en grind."
Dus begin jaren 1960 was de scheepvaart hier al minimaal.
In het bijzonder scheepvaartreglement halfweg jaren 1950 lezen we ook nog:
"De Durme strekt zich uit van de samenloop van Moervaart en Zuidlede, aan de Splettersput van de gemeente Daknam, tot aan haar monding in de Schelde,6 over een lengte van 23.500 meter."
De bodem van de Durme is (eind 2009) door aanslibbing meer dan 90 centimeter verhoogd.
Dat is erg gevaarlijk want daardoor dreigen de afwateringssluizen dicht te slibben.
Deze sluizen laten toe dat er bij lage waterstand in de Durme (en de Schelde dus) het afvloeiend regenwater in de rivier stroomt.
Zo blijven Hamme en een deel van Lokeren gevrijwaard van overstromingen.
Voortdurende baggerwerken zijn dan ook noodzakelijk.
Het zuidelijk deel van deze stroomgebieden vindt zijn oorsprong in de streek van Tielt, met name in de Poekebeek.
De Poekebeek werd onderbroken in Nevele door het graven van het Schipdonkkanaal, de afleidingsvaart van de Leie.
De verdere afvloeiing gebeurde destijds via de Meire-Kale, die nu met behulp van een zinker onder het kanaal Gent-Brugge, hetzij via de Oude Kale over het grondgebied van Evergem ter hoogte van Langerbrugge uitstroomt in het kanaal Gent-Terneuzen, hetzij afgeleid wordt in het Lievekanaal.
Via het Lievekanaal wordt het water opgepompt in het Brakeleiken en bereikt het zo het waterproductiecentrum van Kluizen.
Door de afgesneden bovenloop van de Durme verzanden grote delen van de rivier stroomafwaarts te Lokeren.
Scheepvaart is hierdoor op vele plaatsen niet meer mogelijk.
In De Atlas van België - Scheepvaartwegen door A.Delmer uit 1962 lezen we nog over de Durme, Moervaart en Langelede:
Deze rivieren met getijde (!) draineren de polderachtige streek die zich uitstrekt ten noorden van de Schelde, van Rodenhuize op het kanaal van Gent naar Terneuzen tot Hamme, volgens een oude bedding van de Schelde.
Zij hebben een totale lengte van 44 km en worden weinig bevaren.
Zij doorlopen een landbouwstreek welke geen andere bedrijven bezit dan de suikerraffinaderijen van Moerbeke.
Zij worden slechts gebruikt voor het vervoer van kolen en grind."
Dus begin jaren 1960 was de scheepvaart hier al minimaal.
In het bijzonder scheepvaartreglement halfweg jaren 1950 lezen we ook nog:
"De Durme strekt zich uit van de samenloop van Moervaart en Zuidlede, aan de Splettersput van de gemeente Daknam, tot aan haar monding in de Schelde,6 over een lengte van 23.500 meter."
De bodem van de Durme is (eind 2009) door aanslibbing meer dan 90 centimeter verhoogd.
Dat is erg gevaarlijk want daardoor dreigen de afwateringssluizen dicht te slibben.
Deze sluizen laten toe dat er bij lage waterstand in de Durme (en de Schelde dus) het afvloeiend regenwater in de rivier stroomt.
Zo blijven Hamme en een deel van Lokeren gevrijwaard van overstromingen.
Voortdurende baggerwerken zijn dan ook noodzakelijk.
Kentering op de Durme:
Beginnend bij hoogwater (respectievelijk op 5,91 en 5,88 m) valt op dat de kentering zéér kort is : 5 à 10 minuten.
Na de kentering begint het eb met eerst een relatief groot debiet van de Durme naar de Zeeschelde af te voeren.
Bijna één uur na hoogwater bereikt de ebstroom haar maximum met ongeveer 300 m³/s.
Daarna neemt ze stelselmatig af gedurende bijna zes uren, om de kentering van L.W. te bereiken : de trage ebstroom slaat dan om in een sterk opzettende vloedstroom.
De tijkromme zelf vertoont een bijna lineair afgaand verloop van hoogwater naar laagwater.
Dat er desondanks deze lineariteit bij het begin van eb een veel grotere stroming plaatsvindt dan erna, wordt verklaart door de méér-toename van het kombergingsvernogen van de Durme van zodra de waterstand het peil + 4,00m overschrijdt, daar alsdan -buiten de eigenlijke rivierbedding - ook de voorlanden en schorren overstromen, dus een extra (en gunstige !) invloed uitoefenen op het in de Durme stockeerbare watervolume.
Bij het begin van dalend tij moet ook deze extra-volumina worden afgevoerd, met een gunstige uitschurende werking voor de bedding tot gevolg.
Ook de kentering bij laagwater is zéér kort, of zelfs nul.
De vloedstroom zet eerst sterk in, wat niet alleen een eerste piekwaarde van 100 à 150 m3/s geeft op de kromme van het waterdebiet, maar ook een steiler naar omhoog gaan van de tijkromme.
Twee uren vóór hoogwater zet de vloed zich uiterst sterk door : de maximumvloed is ongeveer één uur voor H.W. met een debiet tot liefst 500 m³/s !
Na de kentering begint het eb met eerst een relatief groot debiet van de Durme naar de Zeeschelde af te voeren.
Bijna één uur na hoogwater bereikt de ebstroom haar maximum met ongeveer 300 m³/s.
Daarna neemt ze stelselmatig af gedurende bijna zes uren, om de kentering van L.W. te bereiken : de trage ebstroom slaat dan om in een sterk opzettende vloedstroom.
De tijkromme zelf vertoont een bijna lineair afgaand verloop van hoogwater naar laagwater.
Dat er desondanks deze lineariteit bij het begin van eb een veel grotere stroming plaatsvindt dan erna, wordt verklaart door de méér-toename van het kombergingsvernogen van de Durme van zodra de waterstand het peil + 4,00m overschrijdt, daar alsdan -buiten de eigenlijke rivierbedding - ook de voorlanden en schorren overstromen, dus een extra (en gunstige !) invloed uitoefenen op het in de Durme stockeerbare watervolume.
Bij het begin van dalend tij moet ook deze extra-volumina worden afgevoerd, met een gunstige uitschurende werking voor de bedding tot gevolg.
Ook de kentering bij laagwater is zéér kort, of zelfs nul.
De vloedstroom zet eerst sterk in, wat niet alleen een eerste piekwaarde van 100 à 150 m3/s geeft op de kromme van het waterdebiet, maar ook een steiler naar omhoog gaan van de tijkromme.
Twee uren vóór hoogwater zet de vloed zich uiterst sterk door : de maximumvloed is ongeveer één uur voor H.W. met een debiet tot liefst 500 m³/s !
Bron:
Wikipedia
Inventaris Onroerend Erfgoed
De Afsluiting van de Durme, een stageverslag voorgedragen door ir. E. TAVERNIERS Antwerpen maart 1979
Wikipedia
Inventaris Onroerend Erfgoed
De Afsluiting van de Durme, een stageverslag voorgedragen door ir. E. TAVERNIERS Antwerpen maart 1979
🪚 KUNSTMATIGE INGREPEN DURME - RECHTREKKINGEN EN DURMEKANAAL
In vroegere tijden vormden twee beken de bovenlopen van de Durme: de Poekebeek bij Tielt (ook wel Neerkale genoemd) en de Oude Kale (ook wel Hoogkale, nu Brugse Vaart) bij Beernem.
De mens heeft een zeer grote invloed gehad op deze rivier.
Hieronder zie je een kaartje met de oorspronkelijke loop van de Durme, bij de aanleg van het eerste kanaal in Vlaanderen; de Lieve.
De mens heeft een zeer grote invloed gehad op deze rivier.
Hieronder zie je een kaartje met de oorspronkelijke loop van de Durme, bij de aanleg van het eerste kanaal in Vlaanderen; de Lieve.
Door de aanleg van de Sassevaart (=het huidige kanaal van Gent naar Terneuzen) in 1562, ter verbinding van de "Stede Gent" met Sas-van-Gent (ten noorden van Zelzate gelegen), werd dit grote hydrografisch bekken gehalveerd.
De Zuidlede en de Durme verloren het grootste deel van het aangevoerde water want de Kale werd vanaf toen gebruikt voor het vullen van de Sassevaart.
Het beeld van de toenmalige Durme is er een van een brede rivier, met een relatief smal laagwater- en zomerbed, een iets breder hoogwaterbed, maar met een zeer breed stormvloed- en winterbed.
Dijken bestonden er enkel nog maar hier en daar rond enkele gemeenten.
In normale omstandigheden bleef de Durme binnen haar eigen hoogwaterbed.
Bij storm, bij vloed of bij springtij overspoelde het water de nabije poldergronden, welke zeer vlak bleven tot op grote afstand van het hoogwaterbed.
De Zuidlede en de Durme verloren het grootste deel van het aangevoerde water want de Kale werd vanaf toen gebruikt voor het vullen van de Sassevaart.
Het beeld van de toenmalige Durme is er een van een brede rivier, met een relatief smal laagwater- en zomerbed, een iets breder hoogwaterbed, maar met een zeer breed stormvloed- en winterbed.
Dijken bestonden er enkel nog maar hier en daar rond enkele gemeenten.
In normale omstandigheden bleef de Durme binnen haar eigen hoogwaterbed.
Bij storm, bij vloed of bij springtij overspoelde het water de nabije poldergronden, welke zeer vlak bleven tot op grote afstand van het hoogwaterbed.
Vroeger had de Durme dus een uitgestrekt hydrografisch bekken.
Vanuit de streken van Tielt, Aalter en Eeklo vertrokken de bovenrivieren Poekebeek en Hoogkale die zorgden dat de Kale als bredere doorgaande waterloop via de Zuidlede (de "oude Zeule") in de Durme kwam.
De Moervaart is een kunstmatige zijarm, gegraven ais verbindingskanaal.
Vanuit de streken van Tielt, Aalter en Eeklo vertrokken de bovenrivieren Poekebeek en Hoogkale die zorgden dat de Kale als bredere doorgaande waterloop via de Zuidlede (de "oude Zeule") in de Durme kwam.
De Moervaart is een kunstmatige zijarm, gegraven ais verbindingskanaal.
Een octrooi van 6 juli 1548 bestatigde de uitvoer van keramische producten van Stekene naar Brabant, Holland en Zeeland.
De Durme was toen dus bevaarbaar maar dit moet niet zo schitterend geweest zijn, want een decreet -onder Oostenrijks landsbewind- van 5 maart 1740 beval er de verbetering van.
Zo dienden alle obstakels en alles wat de rivier in haar vrije loop kon hinderen te worden verwijderd.
De Durme was toen dus bevaarbaar maar dit moet niet zo schitterend geweest zijn, want een decreet -onder Oostenrijks landsbewind- van 5 maart 1740 beval er de verbetering van.
Zo dienden alle obstakels en alles wat de rivier in haar vrije loop kon hinderen te worden verwijderd.
De Durme was -en is- dus een rivier zonder bron, zoals ook de Rupel.
Bij grote regenval deed het waswater van dit bekken de Durme hard stromen.
Niet alleen in de 16de eeuw, maar ook reeds veel vroeger, zoals kan verstaan worden uit de naam Durme zelf...
De vroegere, keltische naam van de Durme was "Dormia", wat betekent 'stormachtige rivier'.
Bij grote regenval deed het waswater van dit bekken de Durme hard stromen.
Niet alleen in de 16de eeuw, maar ook reeds veel vroeger, zoals kan verstaan worden uit de naam Durme zelf...
De vroegere, keltische naam van de Durme was "Dormia", wat betekent 'stormachtige rivier'.
Stilaan ijverden de oeverbewoners zich dan toch in het opwerpen van dijken.
Uit deze indijkingen volgden het oprichten van de polders als wateringen:
Uit deze indijkingen volgden het oprichten van de polders als wateringen:
- de polderstatuten van Tielrodepolder op 7 mei 1555
- de polderstatuten van Durmenbroeck op 4 april 1682
- en de polderstatuten Walle, Weirt, Eswinckel en Cleenevolput op 20 april 1703
... zijn er getuigenis van.
Ook de aansluitende Moervaart werd verbeterd.
In 1778 werd de Moervaart immers hergraven en voor grotere schepen (tot 125 ton) geschikt gemaakt.
Ondermeer werden de vaste stenen bruggen over de Moervaart toen door beweegbare houten bruggen vervangen.
Maar het decreet van 1740 had voor de Durme uiteindelijk weinig gevolg.
Door de onderlinge belangenstrijd der aangelanden, door het ontbreken van enige coördinatie, door de nasleep voor het land van de kortstondige Oostenrijks-Franse bewindswisseling en ook nog door de oppositie vanuit den vreemde, bleef de Durme slecht bevaarbaar.
Terug onder Frans landsbewind werd de Durme dan tot openbaar domein geproclameerd.
Het beheer van de Durme werd toevertrouwd aan de aangelande gemeenten.
De onderlinge belangenstrijd bleef zo bestaan, tot er onder Nederlands landsbewind besloten werd het beheer aan de provincie Oost-Vlaanderen over te dragen (Koninklijk Besluit van Willem I, van 17 december 1819).
De Zuidlede werd door de (uiteindelijk Belgische) Staat hergraven en voor 70 ton-schepen bevaarbaar gemaakt in 1865.
De reeds in 1825 tot Kanaal Gent-Temeuzen hergraven Sassevaart (nog onder Nederlands landsbewind dus) was een Staatswaterweg. De Moervaart en de Zuidlede, die voor die tijd zeer goede bevaarbare waterwegen waren, hingen ook van de Staat af.
In 1778 werd de Moervaart immers hergraven en voor grotere schepen (tot 125 ton) geschikt gemaakt.
Ondermeer werden de vaste stenen bruggen over de Moervaart toen door beweegbare houten bruggen vervangen.
Maar het decreet van 1740 had voor de Durme uiteindelijk weinig gevolg.
Door de onderlinge belangenstrijd der aangelanden, door het ontbreken van enige coördinatie, door de nasleep voor het land van de kortstondige Oostenrijks-Franse bewindswisseling en ook nog door de oppositie vanuit den vreemde, bleef de Durme slecht bevaarbaar.
Terug onder Frans landsbewind werd de Durme dan tot openbaar domein geproclameerd.
Het beheer van de Durme werd toevertrouwd aan de aangelande gemeenten.
De onderlinge belangenstrijd bleef zo bestaan, tot er onder Nederlands landsbewind besloten werd het beheer aan de provincie Oost-Vlaanderen over te dragen (Koninklijk Besluit van Willem I, van 17 december 1819).
De Zuidlede werd door de (uiteindelijk Belgische) Staat hergraven en voor 70 ton-schepen bevaarbaar gemaakt in 1865.
De reeds in 1825 tot Kanaal Gent-Temeuzen hergraven Sassevaart (nog onder Nederlands landsbewind dus) was een Staatswaterweg. De Moervaart en de Zuidlede, die voor die tijd zeer goede bevaarbare waterwegen waren, hingen ook van de Staat af.
Het kon niet uitblijven.
De Durme, als benedenloop van Moervaart en Zuidlede, werd ook onder het centraal Staatsgezag geplaatst door de Wet op de Begroting van 1 januari 1872.
De Durme werd uiteindelijk goed bevaarbaar voor binnenschepen tot 180 ton.
De afmetingen van zulke schepen waren : 15 à 30 m lengte, 3 à 4,50 m breedte en een diepgang die moest rekening houden met de winter of de zomer, t.t.z. met het bovendebiet op de Durme, die zowel laagwater ais hoogwater enkele decimeter beïnvloedde : de winterdiepgang was 1,70 m en de zomerdiepgang 1,45 m.
Het scheepsvervoer omvatte vooral allerhande bouwmaterialen, kolen, granen, landbouwproducten, stadsvuil en paling.
Lokeren, Waasmunster en Hamme waren de belangrijkste centra.
De Durme, als benedenloop van Moervaart en Zuidlede, werd ook onder het centraal Staatsgezag geplaatst door de Wet op de Begroting van 1 januari 1872.
De Durme werd uiteindelijk goed bevaarbaar voor binnenschepen tot 180 ton.
De afmetingen van zulke schepen waren : 15 à 30 m lengte, 3 à 4,50 m breedte en een diepgang die moest rekening houden met de winter of de zomer, t.t.z. met het bovendebiet op de Durme, die zowel laagwater ais hoogwater enkele decimeter beïnvloedde : de winterdiepgang was 1,70 m en de zomerdiepgang 1,45 m.
Het scheepsvervoer omvatte vooral allerhande bouwmaterialen, kolen, granen, landbouwproducten, stadsvuil en paling.
Lokeren, Waasmunster en Hamme waren de belangrijkste centra.
De bloei van de rivier en de oevergemeenten werd echter geremd toen er schotten werden geplaatst in de verbinding tussen het kanaal Gent-Terneuzen en de Moervaart.
En doordat er later de stuwsluis van Rodenhuize werd gebouwd.
De reden was om -ook 's zomers, bij kleine debieten van Leie en Schelde- het waterpeil van het kanaal Gent-Terneuzen op hoogte te houden.
Alle "nutteloze" afvloeiing, bvb. ook naar de Moervaart en de Durme, was uit den boze.
Het in 1562 reeds zeer verkleinde oppervlaktewater van de Durme werd door het graven van de Sassevaart uiteindelijk volledig ontnomen.
De Durme bleef nog maar enkel aan het getij onderhevig, want het eigen hydrografisch bekken van Durme, Moervaart en Zuidlede ten oosten van het kanaal Gent-Terneuzen, gaf zeker 's zomers geen of praktisch geen bovendebiet.
Het getij in de Moervaart en de Zuidlede werd versterkt, alsook in hun zijarmen zoals de Stekense Vaart (voor 40 ton- schepen hergraven in 1853), de Langelede (voor 90 ton-schepen gegraven in 1775), het Zaffelaars Vaardeken, enz.
Bij het verlies van haar opperwater, begon de Durme te verzanden en de bevaarbaarheid te verslechten.
En doordat er later de stuwsluis van Rodenhuize werd gebouwd.
De reden was om -ook 's zomers, bij kleine debieten van Leie en Schelde- het waterpeil van het kanaal Gent-Terneuzen op hoogte te houden.
Alle "nutteloze" afvloeiing, bvb. ook naar de Moervaart en de Durme, was uit den boze.
Het in 1562 reeds zeer verkleinde oppervlaktewater van de Durme werd door het graven van de Sassevaart uiteindelijk volledig ontnomen.
De Durme bleef nog maar enkel aan het getij onderhevig, want het eigen hydrografisch bekken van Durme, Moervaart en Zuidlede ten oosten van het kanaal Gent-Terneuzen, gaf zeker 's zomers geen of praktisch geen bovendebiet.
Het getij in de Moervaart en de Zuidlede werd versterkt, alsook in hun zijarmen zoals de Stekense Vaart (voor 40 ton- schepen hergraven in 1853), de Langelede (voor 90 ton-schepen gegraven in 1775), het Zaffelaars Vaardeken, enz.
Bij het verlies van haar opperwater, begon de Durme te verzanden en de bevaarbaarheid te verslechten.
In 1886 stelde het kamerlid De Baedts aan de Staat zelfs voor om de Durme haar vroegere bekken terug te geven.
De waters van de Kale en de Lieve zouden door middel van een onderleider onder het kanaal Gent-Temeuzen naar de Moervaart en dus naar de Durme geleid worden.
Maar het Kanaal Gent-Terneuzen primeerde en dit kanaal kende in de zomer zelf ook watergebrek.
Daarom bleeft het water van Kale en Lieve voorbehouden voor het kanaal Gent-Terneuze.
Door regelmatig spuien van water uit het kanaal Gent-Terneuzen door de stuwsluis van Rodenhuize zou men proberen de Durmebedding in stand te houden.
Het kwam er gewoon niet van, vooral 's zomers...
In 1890 à 1895 werd door de toenmalige Hoofdingenieur-Directeur Troost van de Dienst der Zeeschelde de kwestie in alle details terug ter studie genomen.
Er werden aldus enige baggerwerken uitgevoerd opwaarts Lokeren.
Er wordt beweerd dat vóór 1914 en zelfs tot in 1922 er schepen van 300 à 400 ton tot Lokeren vaarden.
Sommigen menen evenwel dat deze tonnemaat overdreven hoog geraamd werd en de officiële cijfers duidden er inderdaad op : in 1913 bedroeg de scheepvaart te Hamme 1500 aanleggende schepen (5 per werkdag !) met 100.000 ton goederen; te Lokeren 1.000 aanleggende schepen (3 per werkdag !) met 55.000 ton goederen, zijnde 55 ton per schip ais gemiddelde tonnage.
De waarheid zal zijn dat 300 à 400 ton-schepen af en toe tot Lokeren opvaarden maar met een lading tot maximaal 150 à 200 ton aan boord.
De waters van de Kale en de Lieve zouden door middel van een onderleider onder het kanaal Gent-Temeuzen naar de Moervaart en dus naar de Durme geleid worden.
Maar het Kanaal Gent-Terneuzen primeerde en dit kanaal kende in de zomer zelf ook watergebrek.
Daarom bleeft het water van Kale en Lieve voorbehouden voor het kanaal Gent-Terneuze.
Door regelmatig spuien van water uit het kanaal Gent-Terneuzen door de stuwsluis van Rodenhuize zou men proberen de Durmebedding in stand te houden.
Het kwam er gewoon niet van, vooral 's zomers...
In 1890 à 1895 werd door de toenmalige Hoofdingenieur-Directeur Troost van de Dienst der Zeeschelde de kwestie in alle details terug ter studie genomen.
Er werden aldus enige baggerwerken uitgevoerd opwaarts Lokeren.
Er wordt beweerd dat vóór 1914 en zelfs tot in 1922 er schepen van 300 à 400 ton tot Lokeren vaarden.
Sommigen menen evenwel dat deze tonnemaat overdreven hoog geraamd werd en de officiële cijfers duidden er inderdaad op : in 1913 bedroeg de scheepvaart te Hamme 1500 aanleggende schepen (5 per werkdag !) met 100.000 ton goederen; te Lokeren 1.000 aanleggende schepen (3 per werkdag !) met 55.000 ton goederen, zijnde 55 ton per schip ais gemiddelde tonnage.
De waarheid zal zijn dat 300 à 400 ton-schepen af en toe tot Lokeren opvaarden maar met een lading tot maximaal 150 à 200 ton aan boord.
De voor de scheepvaart belemmerende aanzanding van vooral de bovenloop van de Durme, wordt het best aangeduid door de hoogteligging van de thalweg van de Durme te Lokeren, bijvoorbeeld aan de Oude Brug.
Waar er in 1888 een waterdiepte reikte tot de quota (+ 0m50), is dit in 1927 ongeveer (+ 2m00).
De verzanding van de thalweg bedroeg er dus 1,50 m in 40 jaar.
Slechts bij en rond de hoogwaterstanden konden toen nog scheepjes naar Lokeren opvaren, bij laagwater vielen ze droog.
Waar er in 1888 een waterdiepte reikte tot de quota (+ 0m50), is dit in 1927 ongeveer (+ 2m00).
De verzanding van de thalweg bedroeg er dus 1,50 m in 40 jaar.
Slechts bij en rond de hoogwaterstanden konden toen nog scheepjes naar Lokeren opvaren, bij laagwater vielen ze droog.
In 1930 legden nog maar 570 scheepjes aan, met een goederenvervoer van 32.000 ton.
De gemiddelde tonnage bleef 55 ton per schip.
Door de verzanding en ook wel door de slechtere economische toestand na 1921, kwamen stilaan en in de regen géén schepen meer tot Lokeren met meer dan 70 à 80 ton goederen aan boord.
De verzanding greep meer en meer naar afwaarts toe.
Dit noopte in 1933 à 1939 tot aanzienlijk baggeren in de Durme tussen Lokeren en Waasmunster.
Niet alleen door aanzanding van de bedding -maar ook door het bochtige traçé van de rivier- bleef de bevaarbaarheid verslechten.
De gemiddelde tonnage bleef 55 ton per schip.
Door de verzanding en ook wel door de slechtere economische toestand na 1921, kwamen stilaan en in de regen géén schepen meer tot Lokeren met meer dan 70 à 80 ton goederen aan boord.
De verzanding greep meer en meer naar afwaarts toe.
Dit noopte in 1933 à 1939 tot aanzienlijk baggeren in de Durme tussen Lokeren en Waasmunster.
Niet alleen door aanzanding van de bedding -maar ook door het bochtige traçé van de rivier- bleef de bevaarbaarheid verslechten.
De staat poogde toen werken in de Durme uit te voeren die het hydraulisch vermogen van de rivier zouden vergroten, dus de voortplanting van het getij bevorderen.
Het lag toen voor de hand de vele bochten tussen Hamme en Waasmunster recht te trekken.
Er werd mede door bekomen dat een opwaarts gelegen dwarssectie van de Durme door die rechttrekkingen relatief dichter bij de monding kwam te liggen dan ervoor.
In een natuurlijke evenwichtstoestand zouden de natte secties er dus moeten vergroten, daar de natte sectie toeneemt van opwaarts naar afwaarts toe.
Bij rechttrekkingen verschuift men a.h.w. het natuurlijk correlatief verband tussen de grootte der dwarssectie en de afstand volgens de thalweg tot de monding, naar opwaarts toe.
Het lag toen voor de hand de vele bochten tussen Hamme en Waasmunster recht te trekken.
Er werd mede door bekomen dat een opwaarts gelegen dwarssectie van de Durme door die rechttrekkingen relatief dichter bij de monding kwam te liggen dan ervoor.
In een natuurlijke evenwichtstoestand zouden de natte secties er dus moeten vergroten, daar de natte sectie toeneemt van opwaarts naar afwaarts toe.
Bij rechttrekkingen verschuift men a.h.w. het natuurlijk correlatief verband tussen de grootte der dwarssectie en de afstand volgens de thalweg tot de monding, naar opwaarts toe.
Grote rechttrekkingen van de Durme gebeurden van 1931 tot 1937:
- rechttrekking te Waasmunster van februari 1931 tot februari 1934
- rechttrekking tussen Hamme en Waasmunster, uitgevoerd tussen april 1935 en mei 1937
- wegbaggeren eiland te Tielrode en plaatselijke rechttrekking tussen februari 1935 tot mei 19376
Bij deze rechttrekkingen werd ongeveer 725.000 m³ specie gebaggerd voor het realizeren van de nieuwe bedding.
Deze werken gingen gepaard met bijkomende baggerwerken op andere plaatsen:
Deze werken gingen gepaard met bijkomende baggerwerken op andere plaatsen:
- 1930: Daknam - Lokeren Oude Brug (onbekende hoeveelheid)
- 1933 -1934: Lokeren Oude Brug - Lokerenbeek (124.603 m³)
- 1933 -1934: Lokerenbeek - opwaarts einde der rechttrekking te Waasmunster (175.860 m³)
- 1933 -1934: Daknam - Lokeren Oude Brug (132.094 m³)
- 1936 -1937: Hamme tot monding (214.910 m³)
- 1937 -1938: Lokerenbeek - Brug Waasmunster (67.143 m³)
- 1938 -1939: Daknam (98.467 m³)
De grote rechttrekkingen van de Durme tussen Hamme en Waasmunster, die de rivier met zowat 2,3 kilometer hebben ingekort, zijn niet gepaard gegaan met de verruiming der dwarssecties opwaarts ervan.
Volgens de natuurlijke evenwichtstoestand van elke tijrivier had dit namelijk vanzelf moeten gebeurd zijn, aangezien de rechttrekkingen de opwaarts gelegen secties dus dichter bij de monding brengen.
Maar de rivier heeft zelf getracht om haar natuurlijk evenwicht te herstellen, door inderdaad eerst de opwaarts gelegen dwarssecties enigszins te vergroten, maar vooral door nadien de dwarssecties in en afwaarts te vernauwen ter hoogte van de rechttrekkingen !
Volgens de natuurlijke evenwichtstoestand van elke tijrivier had dit namelijk vanzelf moeten gebeurd zijn, aangezien de rechttrekkingen de opwaarts gelegen secties dus dichter bij de monding brengen.
Maar de rivier heeft zelf getracht om haar natuurlijk evenwicht te herstellen, door inderdaad eerst de opwaarts gelegen dwarssecties enigszins te vergroten, maar vooral door nadien de dwarssecties in en afwaarts te vernauwen ter hoogte van de rechttrekkingen !
In de eerste helft van de 20ste eeuw stelde niet alleen de bevaarbaarheid van de Durme problemen, ook de waterstanden gaven hun moeilijkheden.
De aanzanding zorgde immers voor het verhogen van zowel hoog- als laagwaterstanden.
Bij stormvloeden werden steeds maar hogere waterstanden bereikt, vooral te Lokeren zelf.
De aanzanding en de verhoging van de laagwaterstand veroorzaakten een toeslibbing van de vele doorheen de dijken gestoken uitwateringsbuisjes en -sluisjes en een veel kleinere afvloeitijd.
Het overstromingsprobleem van de Dunne werd zo zeer acuut, niet alleen bij stormvloed door overloop van de dijken, maar ook bij zware regenval door deze te kleine afwatering naar de Durme toe.
De aanzanding zorgde immers voor het verhogen van zowel hoog- als laagwaterstanden.
Bij stormvloeden werden steeds maar hogere waterstanden bereikt, vooral te Lokeren zelf.
De aanzanding en de verhoging van de laagwaterstand veroorzaakten een toeslibbing van de vele doorheen de dijken gestoken uitwateringsbuisjes en -sluisjes en een veel kleinere afvloeitijd.
Het overstromingsprobleem van de Dunne werd zo zeer acuut, niet alleen bij stormvloed door overloop van de dijken, maar ook bij zware regenval door deze te kleine afwatering naar de Durme toe.
Om het overstromen door stormvloeden tegen te gaan, werd besloten tot de bouw van potpolders langsheen de Durme-oevers gelegen.
Een potpolder is een vergaarkom met als doel het overtollige water bij stormvloed tijdelijk op te nemen door overstort over de overstroombaar gemaakte Durmedijk, en dit water dan bij eb te lozen in de rivier.
Door deze overstort van vloedwater bij stormvloed, werd de stormhoogwater- golf omlaag gedrukt naar opwaarts toe, en verkleinde uiteindelijk het overstromingsgevaar voor Lokeren.
Een potpolder is een vergaarkom met als doel het overtollige water bij stormvloed tijdelijk op te nemen door overstort over de overstroombaar gemaakte Durmedijk, en dit water dan bij eb te lozen in de rivier.
Door deze overstort van vloedwater bij stormvloed, werd de stormhoogwater- golf omlaag gedrukt naar opwaarts toe, en verkleinde uiteindelijk het overstromingsgevaar voor Lokeren.
In feite is het zo dat die potpolders op een kunstmatige en gelocaliseerde wijze de rol van de in de 19de eeuw overstroombaar zijn de Dumedijken overnamen. In de winter liepen toen systematisch alle polders langs de Durme bij hoge hoogwaterstanden onder water. Door de landbouwers werd dit volkomen geaccepteerd, mede door de eeuwenlange gewoonte ervan, maar vooral omdat het overstromende Durmewater proper én slibrijk was. Dit slib -in feite organisch materiaal- bemestte de polders op natuurlijke wijze zonder één frank te kosten.Deze omstandigheden brachten ook voor de Durme zelf voordelige gevolgen mee, daar niet alleen méér vloedwater in de Durme kon binnendringen (groot kombergingsvermogen en hydraulische dynamiek), de stormhoogwaterlijn toch dermate gedrukt werd dat er geen groot overstromingsgevaar dreigde, en een vrij groot deel van het in de Durme meegesleepte alluvium buiten de rivier in de polders bezonk.
Het "gezuiverde" water der overstroom de polders accentueerde de schurende werking van het ebdebiet in de rivierbedding.
Het "gezuiverde" water der overstroom de polders accentueerde de schurende werking van het ebdebiet in de rivierbedding.
In 1938 werd dus aangevangen met de aanleg van potpolders.
Men had er oorspronkelijk 8 voorzien.
Na de oorlog werden ook de andere potpolders dan de reeds klaargekomen afgewerkt, uitgezonderd de oude bedding van de Durme te Waasmunster. Buiten het eigenlijke gebruik ais vergaarkom van vloedwater bij stormvloeden, werden de potpolders ook nog gebruikt ais meersen, t.t.z. dat de uitwateringssluisjes doorheen de Durmedijk opzettelijk werden opengezet in de winterperiode, om bij hoogwater Durmewater te laten instromen. Dit water zette dan zijn al luvium af in de potpolders, welke aldus gratis en automatisch werden bemest, net zoals tot in de 19de eeuw langs alle polders geschiedde, vóór de algehele verhoging der dijken.
De scheepvaart werd erg belemmerd, en in feite was enkel de scheepvaart met 150 à 300 ton schepen renderend tot de kaai van Hamme. Om Lokeren te bereiken dienden de afmetingen van de scheepjes zeer beperkt te worden, er kon enkel bij hoogwater gevaren worden, en bij laagwater zaten de schepen vast in de rivierbedding.
Tussen 1946 en 1953 werden nochtans belangrijke baggerwerken in de Durme uitgevoerd :
Men had er oorspronkelijk 8 voorzien.
Na de oorlog werden ook de andere potpolders dan de reeds klaargekomen afgewerkt, uitgezonderd de oude bedding van de Durme te Waasmunster. Buiten het eigenlijke gebruik ais vergaarkom van vloedwater bij stormvloeden, werden de potpolders ook nog gebruikt ais meersen, t.t.z. dat de uitwateringssluisjes doorheen de Durmedijk opzettelijk werden opengezet in de winterperiode, om bij hoogwater Durmewater te laten instromen. Dit water zette dan zijn al luvium af in de potpolders, welke aldus gratis en automatisch werden bemest, net zoals tot in de 19de eeuw langs alle polders geschiedde, vóór de algehele verhoging der dijken.
De scheepvaart werd erg belemmerd, en in feite was enkel de scheepvaart met 150 à 300 ton schepen renderend tot de kaai van Hamme. Om Lokeren te bereiken dienden de afmetingen van de scheepjes zeer beperkt te worden, er kon enkel bij hoogwater gevaren worden, en bij laagwater zaten de schepen vast in de rivierbedding.
Tussen 1946 en 1953 werden nochtans belangrijke baggerwerken in de Durme uitgevoerd :
- 1946 -1947: opwaarts Statiënbrug te Lokeren (124.869 m³)
- 1946 -1948: tussen Lokeren en spoorbrug te Hamme (397.555 m³)
- 1946 -1947: van de spoorbrug te Hamme tot de monding in de Schelde (278.847 m³)
- 1952 -1953: nogmaals van de spoorbrug te Hamme tot de monding in de Schelde (32.000 m³)
Niettegenstaande de baggerwerken bemerkte men dan de thalweg te Lokeren toch nog steeds verhoogde.
De algemene verzanding is na 1950 in een relatief vlug tempo voortgegaan.
Daar vastgesteld werd dat het mechanisme van zand- transport zó was, dat zand (en ander alluvium) vanuit de Schelde in de Durme drong, en door de aard van de tijstromen in de Durme, al dit zand en alluvium steeds maar verder in de Durme werd meegesleept, wou men de inbreng van nieuw zand en nieuw alluvium in de Durme beperken door het in de monding van de rivier aanleggen van een lage dam. De waterdiepte was er vóór deze werken ongeveer tot min 9 m onder N.K.D. Het kruinpeil van de lage dam werd gesteld op (- 4,00 m). Alle scheepvaart kon dus eenvoudigweg over deze dam blijven doorgaan, ook bij laagwater.
De algemene verzanding is na 1950 in een relatief vlug tempo voortgegaan.
Daar vastgesteld werd dat het mechanisme van zand- transport zó was, dat zand (en ander alluvium) vanuit de Schelde in de Durme drong, en door de aard van de tijstromen in de Durme, al dit zand en alluvium steeds maar verder in de Durme werd meegesleept, wou men de inbreng van nieuw zand en nieuw alluvium in de Durme beperken door het in de monding van de rivier aanleggen van een lage dam. De waterdiepte was er vóór deze werken ongeveer tot min 9 m onder N.K.D. Het kruinpeil van de lage dam werd gesteld op (- 4,00 m). Alle scheepvaart kon dus eenvoudigweg over deze dam blijven doorgaan, ook bij laagwater.
Op kruinpeil (- 4,00) had deze lage dam een lengte (dwars op de rivier-as) van ongeveer 150 meter en een breedte van 20 meter.
Het onderwatertalud naar de Scheldegeul toe werd aangelegd onder een 12/4 helling, zijnde ongeveer de natuurlijke dwarshelling der Scheldebedding onmiddellijk op- en afwaarts de Durmemonding.
Naar de Durme toe was het onderwatertalud van de lage dam zeer flauw, nl. 40/4, om bij eb het Durme-water zo weinig mogelijk in zijn stroming te hinderen.
De lage dam werd aangelegd in klei dat gebaggerd werd in de Schelde tussen Schelle en Burcht.
Het ervoor verwerkte volume bedroeg ongeveer 25.000 m3.
Tesamen met het in begin 1954 aanleggen van deze lage dam in de Durme-monding, werd aan het andere uiteinde van de rivier, nl. te Lokeren-Oude Brug, een hoge dam in de bedding opgeworpen die het afwaartse tijgedeelte van de Durme volledig afsloot van het opwaarts daardoor gekanaliseerde Durme-restant.
Lokeren kon vanaf dan nog maar alleen bereikt worden vanuit de Moervaart, maar dit was wegens de geringe diepte van de Moervaart afwaarts Coudenborn, en voornamelijk door de vele scherpe bochten in de Moervaart en de Durme tussen Coudenborn en Lokeren, slechts moeilijk doenbaar.
In 1956 werden grote baggerwerken uitgevoerd in de Moervaart en in de Bovendurme (tussen Daknam en Lokeren).
In 1957 werd de stuw ter hoogte van Daknam weggenomen en de Durme werd in de doortocht te Lokeren volledig op diepte gebaggerd, met enige rechttrekkingen in het riviertracé.
Ook in de Benedendurme, dus afwaarts Lokeren, werden grote baggerwerken uitgevoerd:
Het onderwatertalud naar de Scheldegeul toe werd aangelegd onder een 12/4 helling, zijnde ongeveer de natuurlijke dwarshelling der Scheldebedding onmiddellijk op- en afwaarts de Durmemonding.
Naar de Durme toe was het onderwatertalud van de lage dam zeer flauw, nl. 40/4, om bij eb het Durme-water zo weinig mogelijk in zijn stroming te hinderen.
De lage dam werd aangelegd in klei dat gebaggerd werd in de Schelde tussen Schelle en Burcht.
Het ervoor verwerkte volume bedroeg ongeveer 25.000 m3.
Tesamen met het in begin 1954 aanleggen van deze lage dam in de Durme-monding, werd aan het andere uiteinde van de rivier, nl. te Lokeren-Oude Brug, een hoge dam in de bedding opgeworpen die het afwaartse tijgedeelte van de Durme volledig afsloot van het opwaarts daardoor gekanaliseerde Durme-restant.
Lokeren kon vanaf dan nog maar alleen bereikt worden vanuit de Moervaart, maar dit was wegens de geringe diepte van de Moervaart afwaarts Coudenborn, en voornamelijk door de vele scherpe bochten in de Moervaart en de Durme tussen Coudenborn en Lokeren, slechts moeilijk doenbaar.
In 1956 werden grote baggerwerken uitgevoerd in de Moervaart en in de Bovendurme (tussen Daknam en Lokeren).
In 1957 werd de stuw ter hoogte van Daknam weggenomen en de Durme werd in de doortocht te Lokeren volledig op diepte gebaggerd, met enige rechttrekkingen in het riviertracé.
Ook in de Benedendurme, dus afwaarts Lokeren, werden grote baggerwerken uitgevoerd:
- 1955 - 1957: tussen de dam en Manta te Waasmunster (326.500 m³)
- 1957 - 1958: opwaarts Waasmunster-brug (262.300 m³)
- 1967 - 1969: tussen de dam te Lokeren Oude Brug en de brug te Waasmunster (905.000 m³)
- 1968 - 1969: tussen de brug te Waasmunster en de brug te Hamme (770.880 m³)
- 1969 - 1970: tussen de brug te Hamme en de monding (455.000 m³)
Tijdens de baggerwerken van 1967 tot 1970 werd er in totaal 2.130.000 m³ specie gebaggerd!
Deze specie werd vooral gebruikt voor ophoging van industrieterreinen.
De totale kostprijs bedroeg toen 62,5 miljoen Belgische Frank.
De Durme is zo'n 12% korter geworden tussen Lokeren en de monding in de Schelde door deze rechttrekkingen.
Op de luchtfoto hieronder, kan je nog steeds zien hoe de Durme vroeger liep tussen Waasmunster en de monding.
Deze specie werd vooral gebruikt voor ophoging van industrieterreinen.
De totale kostprijs bedroeg toen 62,5 miljoen Belgische Frank.
De Durme is zo'n 12% korter geworden tussen Lokeren en de monding in de Schelde door deze rechttrekkingen.
Op de luchtfoto hieronder, kan je nog steeds zien hoe de Durme vroeger liep tussen Waasmunster en de monding.
Het Durmekanaal - Plan Van den Daele
Tijdens de jaren '60 van de vorige eeuw had de dienst van de Waterwegen van het ministerie van Openbare Werken vooropgesteld dat de Gentse Kanaalzone en de steeds breder wordende industriële vlek op de Linkeroever van de Schelde ter hoogte van Antwerpen in de toekomst best door een scheepvaartkanaal verbonden werd.
Een gedachte die ook de stad Gent koesterde. Meer zelfs, de stad had intussen reeds haar eigen plannen uitgewerkt. Het initiatief van dit nieuwe plan ging uit van de gewezen minister en volksvertegenwoordiger Van den Daele die nadien senator en schepen van de haven van Gent was. Naar verluidt was het stadsbestuur van Gent akkoord met het opzet. Het werd toen reeds besproken in de commissie van de haven en een eerste ontwerp was reeds overgemaakt aan Openbare Werken om het nader te bestuderen.
De bedoeling was een nieuwe vaarweg te scheppen tussen Gent en Antwerpen voor schepen van 2000 ton en misschien zelfs voor schepen van 8000 ton zoals kustvaarders en dergelijke.
Vele redenen waren dus aanwezig om dit project te verantwoorden. In de eerste plaats zou het een veel kortere vaarweg geschept hebben tussen de zones en havens van Gent en Antwerpen, wat in de verdere ontwikkeling van de binnenscheepvaart al een zeer belangrijke factor moest beschouwd worden. Zowel de route langs de Westerschelde als die langs de Benedenschelde zou aanzienlijk ingekort worden.
Bovendien zou het een veiliger scheepvaart betekend hebben dan de beide waterwegen die toen in gebruik waren. Het is voldoende bekend dat de Westerschelde voor de binnenschepen (nog steeds) wel eens gevaren biedt, terwijl de Benedenschelde in veel gevallen ook heel hoge eisen stelt aan de schippers. Bij zeer droge perioden is het overigens al voorgekomen dat de waterstand op de stroom te laag was en de schippers meerdere dagen te Gent voor anker moesten gaan omdat de vaart op de Benedenschelde niet mogelijk was. Anderzijds vertoont dit gedeelte van de stroom een aantal bochten die algemeen als zeer gevaarlijk worden beschouwd en waar reeds meer dan één schip aan de grond liep.
Een andere reden tot verantwoording van dit plan zocht men in de industrialiseringsmogelijkheden van een streek die tot nog toe grotendeels van nijverheid verstoken bleef en waar het spook van de werkloosheid nog altijd rond dwaalde. Deze industriële uitbreiding werd gezien in het kader en in functie van de vestiging van de staalfabriek van de toen genaamde Sidmar.
Ten slotte meende men te Gent dat het niet zo'n bom geld zou gekost hebben omdat het een eerder kort tracé betrof en in principe gebruik werd gemaakt van wat bestond. De kosten van het kalibreren van de Benedenschelde zouden daarvoor grotendeels uitgespaard worden, behalve nog een aantal andere geplande uitgaven, wat de financiële balans enigszins in evenwicht zou gebracht hebben.
TRACÉ DURMEKANAAL
Hoe dat tracé er precies uitzag? In het stadium van de eerste planning, waarin het plan toen verkeerde, duidde het plan Van den Daele twee verschillende tracés aan waarvan de technici er een moesten uitkiezen. Beide tracés vertrokken uit het toen geplande havendok voor binnenvaartschepen dat in de kanaalzone werd voorzien ter hoogte van de Moervaart. Een eerste tracé volgde de loop van de Moervaart ten zuiden van Wachtebeke en Moerbeke om dan plots naar het zuiden af te zwenken, ongeveer halfweg tussen de gemeenten Eksaarde en Sinaai door, om vandaar af een volledig nieuwe loop te volgen over de wijk Lijsdonk en de Ruiter naar Waasmunster toe. Even voor Waasmunster zou het nieuwe kanaal evenwijdig gelopen hebben met de Benedendurme tot Tielrode, waar het iets meer ten noorden van Drie Goten in de Benedenschelde zou uitmonden. Het tweede tracé vertrok eveneens van het toen geplande binnenvaartdok aan de Moervaart, maar volgde van meet af aan een nieuwe loop, iets ten noorden van de dorpskom van Zaffelare, ten zuiden van deze van Eksaarde en zou dan ter hoogte van de huidige rijksweg 14 verder de lijn van het eerste tracé gevolgd hebben. Dit tweede en laatste tracé had het nadeel dat het wat te dicht bij de dorpskom van Zaffelare gesitueerd werd. Vandaar dat een derde mogelijkheid onder ogen werd genomen, namelijk om het kanaal hier in een brede bocht omheen te leiden.
TECHNISCHE GEGEVENS DURMEKANAAL
Uiteraard ontbraken er nog veel technische gegevens. Nochtans werd erop gewezen dat deze beide tracés de meest gewenste waren omdat het niveauverschil ervan zeer klein was en de hoogtelijn van 5 meter gevolgd werd, wat dus geen kostbare kunstwerken vereiste. In de omgeving van Tielrode werd er wel een sluis en een zwaaikom voorzien in het plan. De Bendendurme zelf zou als tijrivier behouden gebleven zijn, zodat het debiet en de aanslibbing van de Schelde in hun huidig voorkomen bewaard zou gebleven zijn. Ook werd er toen overwogen een binnendok in de richting Lokeren aan te leggen, wat voor deze stad -die toen in volle ontwikkeling was- nieuwe perspectieven zou gegeven hebben.
Een gedachte die ook de stad Gent koesterde. Meer zelfs, de stad had intussen reeds haar eigen plannen uitgewerkt. Het initiatief van dit nieuwe plan ging uit van de gewezen minister en volksvertegenwoordiger Van den Daele die nadien senator en schepen van de haven van Gent was. Naar verluidt was het stadsbestuur van Gent akkoord met het opzet. Het werd toen reeds besproken in de commissie van de haven en een eerste ontwerp was reeds overgemaakt aan Openbare Werken om het nader te bestuderen.
De bedoeling was een nieuwe vaarweg te scheppen tussen Gent en Antwerpen voor schepen van 2000 ton en misschien zelfs voor schepen van 8000 ton zoals kustvaarders en dergelijke.
Vele redenen waren dus aanwezig om dit project te verantwoorden. In de eerste plaats zou het een veel kortere vaarweg geschept hebben tussen de zones en havens van Gent en Antwerpen, wat in de verdere ontwikkeling van de binnenscheepvaart al een zeer belangrijke factor moest beschouwd worden. Zowel de route langs de Westerschelde als die langs de Benedenschelde zou aanzienlijk ingekort worden.
Bovendien zou het een veiliger scheepvaart betekend hebben dan de beide waterwegen die toen in gebruik waren. Het is voldoende bekend dat de Westerschelde voor de binnenschepen (nog steeds) wel eens gevaren biedt, terwijl de Benedenschelde in veel gevallen ook heel hoge eisen stelt aan de schippers. Bij zeer droge perioden is het overigens al voorgekomen dat de waterstand op de stroom te laag was en de schippers meerdere dagen te Gent voor anker moesten gaan omdat de vaart op de Benedenschelde niet mogelijk was. Anderzijds vertoont dit gedeelte van de stroom een aantal bochten die algemeen als zeer gevaarlijk worden beschouwd en waar reeds meer dan één schip aan de grond liep.
Een andere reden tot verantwoording van dit plan zocht men in de industrialiseringsmogelijkheden van een streek die tot nog toe grotendeels van nijverheid verstoken bleef en waar het spook van de werkloosheid nog altijd rond dwaalde. Deze industriële uitbreiding werd gezien in het kader en in functie van de vestiging van de staalfabriek van de toen genaamde Sidmar.
Ten slotte meende men te Gent dat het niet zo'n bom geld zou gekost hebben omdat het een eerder kort tracé betrof en in principe gebruik werd gemaakt van wat bestond. De kosten van het kalibreren van de Benedenschelde zouden daarvoor grotendeels uitgespaard worden, behalve nog een aantal andere geplande uitgaven, wat de financiële balans enigszins in evenwicht zou gebracht hebben.
TRACÉ DURMEKANAAL
Hoe dat tracé er precies uitzag? In het stadium van de eerste planning, waarin het plan toen verkeerde, duidde het plan Van den Daele twee verschillende tracés aan waarvan de technici er een moesten uitkiezen. Beide tracés vertrokken uit het toen geplande havendok voor binnenvaartschepen dat in de kanaalzone werd voorzien ter hoogte van de Moervaart. Een eerste tracé volgde de loop van de Moervaart ten zuiden van Wachtebeke en Moerbeke om dan plots naar het zuiden af te zwenken, ongeveer halfweg tussen de gemeenten Eksaarde en Sinaai door, om vandaar af een volledig nieuwe loop te volgen over de wijk Lijsdonk en de Ruiter naar Waasmunster toe. Even voor Waasmunster zou het nieuwe kanaal evenwijdig gelopen hebben met de Benedendurme tot Tielrode, waar het iets meer ten noorden van Drie Goten in de Benedenschelde zou uitmonden. Het tweede tracé vertrok eveneens van het toen geplande binnenvaartdok aan de Moervaart, maar volgde van meet af aan een nieuwe loop, iets ten noorden van de dorpskom van Zaffelare, ten zuiden van deze van Eksaarde en zou dan ter hoogte van de huidige rijksweg 14 verder de lijn van het eerste tracé gevolgd hebben. Dit tweede en laatste tracé had het nadeel dat het wat te dicht bij de dorpskom van Zaffelare gesitueerd werd. Vandaar dat een derde mogelijkheid onder ogen werd genomen, namelijk om het kanaal hier in een brede bocht omheen te leiden.
TECHNISCHE GEGEVENS DURMEKANAAL
Uiteraard ontbraken er nog veel technische gegevens. Nochtans werd erop gewezen dat deze beide tracés de meest gewenste waren omdat het niveauverschil ervan zeer klein was en de hoogtelijn van 5 meter gevolgd werd, wat dus geen kostbare kunstwerken vereiste. In de omgeving van Tielrode werd er wel een sluis en een zwaaikom voorzien in het plan. De Bendendurme zelf zou als tijrivier behouden gebleven zijn, zodat het debiet en de aanslibbing van de Schelde in hun huidig voorkomen bewaard zou gebleven zijn. Ook werd er toen overwogen een binnendok in de richting Lokeren aan te leggen, wat voor deze stad -die toen in volle ontwikkeling was- nieuwe perspectieven zou gegeven hebben.
Bron:
Wikipedia
Inventaris Onroerend Erfgoed
De Afsluiting van de Durme, een stageverslag voorgedragen door ir. E. TAVERNIERS Antwerpen maart 1979
Wikipedia
Inventaris Onroerend Erfgoed
De Afsluiting van de Durme, een stageverslag voorgedragen door ir. E. TAVERNIERS Antwerpen maart 1979
🚣 PEDDEL-INFO
Peddelafstanden:
- Monding Durme in de Schelde - Tielrode veer: 950m
- Monding Durme - Tielrode West: 2km 350m
- Monding Durme - Hamme Mirabrug: 3km 500m
- Monding Durme - Hamme Kaai: 4km 800m
- Monding Durme - Oude Durme Oost: 6km 50m
- Monding Durme - Oude Durme West: 7km 300m
- Monding Durme - Waasmunster Brug: 8km 500m
- Monding Durme - Pontrave: 9km 300m
- Monding Durme - Manta: 10km 700m
- Monding Durme - Ten Rijen/Zele/Hamme: 11km 750m
- Monding Durme - Donkerput: 12km 600m
- Monding Durme - Durmebrug E17: 14km 100m
- Monding Durme - grens Lokeren/Waasmunster: 15km 700m
- Monding Durme - Lokeren Oude Bruglaan: 17km 600m
- Monding Durme - Brug Markt: 19km 50m
- Monding Durme - Lokeren Tweebruggenstraat: 20km 350m
- Monding Durme - Brug in Daknam: 23km
- Monding Durme - Kruising Moervaart/Zuidlede: 23km 800m
✔️ BEVAREN
Op de Durme (zowel de Boven- als de Benedendurme) heb ik al verschillende keren gepeddeld.
Heb jij hier in of eerder ook al gevaren met kajak,kano of sup?
En merk je dat er informatie ontbreekt of geactualiseerd moet worden?
Mail je mij dan wat extra en/of geactualiseerde informatie over het peddelen op de Durme?Vermeld daarbij duidelijk of je hebt hebt over de Boven- of Benedendurme aangezien er een behoorlijk verschil is tussen beide rivieren.
Bedankt!
📷 FOTO'S
🎞️ OUDE FOTO'S
🅿️ PRAKTISCH
Aan de veerdienst van Tielrode is er een slipway en kan je ook parkeren.
Het is echter moeilijk om het water bij laagtij te bereiken en de vlottende steigers van de veerdienst kan en mag je niet gebruiken (ze zijn ook afgesloten).
Ter hoogte van Driegoten in Hamme (op de Schelde, nabij de monding van de Durme) is er ook een steile slipway en zijn er vlakbij gratis parkeerplaatsen.
Er zijn ook enkele afgesloten privé vlottende steigers.
Ter hoogte van de kaai in Waasmunster kan je ook gratis parkeren, maar kan je enkel het water op bij hoogwater via de ladder aan de kaai.
Het is echter moeilijk om het water bij laagtij te bereiken en de vlottende steigers van de veerdienst kan en mag je niet gebruiken (ze zijn ook afgesloten).
Ter hoogte van Driegoten in Hamme (op de Schelde, nabij de monding van de Durme) is er ook een steile slipway en zijn er vlakbij gratis parkeerplaatsen.
Er zijn ook enkele afgesloten privé vlottende steigers.
Ter hoogte van de kaai in Waasmunster kan je ook gratis parkeren, maar kan je enkel het water op bij hoogwater via de ladder aan de kaai.
Er rijdt een bus van De Lijn van Temse naar Hamme en omgekeerd.
Maar je geraakt moeilijk of niet aan de wal in Hamme.
Het beste is om heen en terug te varen van de monding van de Durme tot Hamme (eventueel tot Waasmunster) en terug, rekening houdend met het getij!
Let goed op wanneer je voorbij de brug van Waasmunster peddelt!
Het opkomend tij duwt je onomkeerbaar verder stroomopwaarts op de Durme, en verder kan je er slechts moeilijk uit!
Maar je geraakt moeilijk of niet aan de wal in Hamme.
Het beste is om heen en terug te varen van de monding van de Durme tot Hamme (eventueel tot Waasmunster) en terug, rekening houdend met het getij!
Let goed op wanneer je voorbij de brug van Waasmunster peddelt!
Het opkomend tij duwt je onomkeerbaar verder stroomopwaarts op de Durme, en verder kan je er slechts moeilijk uit!
❗️GEVAAR - PROBLEMEN op de DURME❓
- De Benedendurme (vanaf Lokeren tot Hamme/Temse) is een tijrivier, bij laag water is er erg weinig water in de Benedendurme, je geraakt dan ook niet aan de oever door het vele slib!
- De stroming van de Benedendurme kan bij pal hoog water erg sterk zijn.
- Wees voorbereid, stroomopwaarts op de Benedendurme voorbij de brug van Waasmunster is het lastig om terug te keren bij de stuwing van het opkomend water en je kan er nauwelijks of niet uit het water!
Iets gevaarlijks of abnormaals opgemerkt op de Durme?
Gebruik de link hieronder en vul daarop in het mailtje alles met een icoontje nauwkeurig aan, om dit probleem te mailen naar de Vlaamse Waterweg...
Nog een tip, gebruik deze weblink om in je mailtje eenvoudig de exacte locatie mee te geven.
Klik op die website het juiste vakje aan, waar het probleem zich bevindt, en mail dan deze volledig nieuwe weblink via onderstaand sjabloon.
Gebruik de link hieronder en vul daarop in het mailtje alles met een icoontje nauwkeurig aan, om dit probleem te mailen naar de Vlaamse Waterweg...
Nog een tip, gebruik deze weblink om in je mailtje eenvoudig de exacte locatie mee te geven.
Klik op die website het juiste vakje aan, waar het probleem zich bevindt, en mail dan deze volledig nieuwe weblink via onderstaand sjabloon.
Binnen deze organisatie worden deze meldingen steeds onderzocht en indien mogelijk verholpen of ter plaatse gesignaleerd zodat alle gebruikers de waterweg veilig kunnen gebruiken.
BEDANKT! 💐
BEDANKT! 💐
👨💻 LINKS
- Dé toekomstplannen met de Durme, helder uitgelegd en samengevat in een brochure, en hier online te bekijken...(=PDF-file)
- Het is fijn om vast te stellen dat anderen deze website raadplegen, tenslotte heb ik er héél veel tijd in geïnvesteerd en is dit ook de bedoeling ervan. Het is wel netjes om mij even te laten weten dat je materiaal van deze website wenst te hergebruiken én mij de herpublicatie te bezorgen. Alleszins, Frank Mostaert heeft dus blijkbaar een erg uitgebreid PDF-bestand gemaakt over het Schelde-estuarium met heel wat info over de Durme en bovenlopen van de rivier. Dit bestand kan je hier ook bekijken:
|
Toon/verberg alle 360° graden foto's ...
Lees de disclaimer!
Contacteer me alsjeblieft als je mijn foto's wenst te gebruiken. Please contact me for using my pictures. |