Peddel-woordenboek
A
Abs: kunststof
Aanmeerverbod: Verbod op aanmeren in een bepaalde zone. Enige uitzondering hierop is kort aanmeren in functie van laden en lossen (personen/goederen), noodzakelijk wachten van een vaartuig bij een brug of sluis, dienstvaartuigen, onderhoud en beheer enz. waarbij de schipper het vaartuig niet mag verlaten. Indien men hetvaartuig wenst te verlaten is een specifieke toelating van de waterwegbeheerder vereist.
Aanmeerverbod: Verbod op aanmeren in een bepaalde zone. Enige uitzondering hierop is kort aanmeren in functie van laden en lossen (personen/goederen), noodzakelijk wachten van een vaartuig bij een brug of sluis, dienstvaartuigen, onderhoud en beheer enz. waarbij de schipper het vaartuig niet mag verlaten. Indien men hetvaartuig wenst te verlaten is een specifieke toelating van de waterwegbeheerder vereist.
B
Bakboord: De linkerzijde van een boot of een vliegtuig, en stuurboord is de rechterzijde, gezien in de normale vaarrichting (naar de boeg toe gekeken).
Boofen: Met een hoge snelheid een rappel (=keerzog) afvaren zodat je voorbij de rappel met je boot plat op het water landt.
C
Cataract: Ingewikkelde waterversnelling met een sterke stroming tussen de vele rotsblokken en/of andere hindernissen.
CEMT-klasse: Classificatie van de vaarwegen volgens de Conférence Européenne des Ministres des Transports. De klasse bepaalt de grootte van de schepen die op de vaarwegen toegelaten zijn.
CEMT-klasse: Classificatie van de vaarwegen volgens de Conférence Européenne des Ministres des Transports. De klasse bepaalt de grootte van de schepen die op de vaarwegen toegelaten zijn.
D
Deklijnen: (=grijplijnen) stevige lijnen die van de voorzijde naar de achterzijde lopen van de kajak,grijplijnen horen op elke zeekajak te zitten,tijdens een redding kan men deze lijnen grijpen.
Dektas: Een speciale waterdichte tas voor bevestiging op het dek van de kajak
Dijbeensteun: Een steun die vaak aanwezig onder de voorzijde van de kuip, deze zorgt ervoor dat je dijbenen contact hebben met de kajak, voor een betere bootcontact en dus betere controle over je kajak.
Drift: Door sterke zijwind wordt de kajak opzij geblazen. Hoeveel de kajak naar opzij wordt verplaatst, is afhankelijk van de richting en de kracht van de wind, de windvang van de kajak en in het bijzonder die van de inzittende én de mate van koersvastheid van de kajak. Maar wanneer er wind van opzij is, is er altijd drift, hoe klein ook.
Drop-stitch: Een technologie die word gebruikt bij opblaasbare Stand Up Paddle Boarden (SUP's) maar ook bij bijvoorbeeld opblaasbare kajakken of zwembaden. Honderden tot duizenden draden die de bovenkant met de onderkant verbinden zorgen ervoor dat de originele vorm blijft, ondanks de hoge luchtdruk vanbinnen. Zonder deze draden had het niet mogelijk geweest om een opblaasbaar SUP Board, kajak of zwembad te produceren.
E
Eskimoteren: Hierbij wordt de gehele kajak om zijn lengte-as gedraaid in een totale beweging van 180 graden (namelijk van ondersteboven tot weer rechtop). Het is een snelle (en minst natte) manier om weer overeind te komen als het evenwicht verloren raakt en de kajak omslaat.
F
Foam: schuim (kunststof)
G
Gabariet: Maatgeving/omgrenzingsprofiel van de waterweg.
Gat: Door een plots verval van het water ontstaat onmiddellijk erna een leegte gevolgd door een stopper (schuimkraag, breker) op de plaats waar het water weer omhoog komt.
Hier blijf je als kajakker (of zwemmer) in hangen doordat de stopper gepaard gaat nogal wat keerzog (zie rappel).
De kracht van het terugkerende water is groter dan die van het doorstromende water.
Hier blijf je als kajakker (of zwemmer) in hangen doordat de stopper gepaard gaat nogal wat keerzog (zie rappel).
De kracht van het terugkerende water is groter dan die van het doorstromende water.
Getijde of getij: De verticale waterbeweging die optreedt onder invloed van de zwaartekracht van de maan en in mindere mate de zon op de roterende aarde.
Het gevolg hiervan is een periodiek wisselende waterstand.
In samenhang hiermee treedt ook een horizontale waterbeweging op: de getijstroom.
Doordat de watermassa niet gelijk verdeeld is over de aarde en de krachten die het getij veroorzaken niet overal gelijk van grootte, is het getij niet overal gelijk.
Afhankelijk van de aanwezigheid van landmassa's, de waterdiepte, de vorm en de afmetingen van een waterlichaam en de afstand tot de evenaar, treedt er een dubbeldaags getij op, een enkeldaags getij, een gemengd getij, of helemaal geen getij.
De werkelijke waterstand wordt daarnaast beïnvloed door weersomstandigheden zoals luchtdruk en wind.
De periode van het stijgen van het water heet vloed, die van het dalen eb.
De maximale waterhoogte heet hoogwater of hoogtij, de minimale hoogtelaagwater of laagtij.
Het gevolg hiervan is een periodiek wisselende waterstand.
In samenhang hiermee treedt ook een horizontale waterbeweging op: de getijstroom.
Doordat de watermassa niet gelijk verdeeld is over de aarde en de krachten die het getij veroorzaken niet overal gelijk van grootte, is het getij niet overal gelijk.
Afhankelijk van de aanwezigheid van landmassa's, de waterdiepte, de vorm en de afmetingen van een waterlichaam en de afstand tot de evenaar, treedt er een dubbeldaags getij op, een enkeldaags getij, een gemengd getij, of helemaal geen getij.
De werkelijke waterstand wordt daarnaast beïnvloed door weersomstandigheden zoals luchtdruk en wind.
De periode van het stijgen van het water heet vloed, die van het dalen eb.
De maximale waterhoogte heet hoogwater of hoogtij, de minimale hoogtelaagwater of laagtij.
Grijplijnen: (=deklijnen) Stevige lijnen die van de voorzijde naar de achterzijde lopen van de kajak,grijplijnen horen op elke zeekajak te zitten,tijdens een redding kan men deze lijnen grijpen.
H
Hoogwater: In zeeën en wateren met merkbare getijden is hoogwater het moment van het hoogste waterpeil aan het einde van de vloed en voor de overgang naar eb. Hoog- en laagwater van het getij wisselen elkaar gemiddeld gezien af om de 6 tot 6½ uur. Hoge getijdenstanden bij volle en nieuwe maan worden springtijden genoemd en worden soms versterkt door getijgolven of wind (driftstroom) tot stormgetij die zo een vlakke kust mijlenver kunnen overstromen.
In rivieren en kleinere stromen wordt gesproken van hoogwater wanneer het waterpeil gedurende langere tijd (meerdere dagen) de normale meetwaarden overschrijdt. Zij hebben meestal - afhankelijk van de vorm van het stroomgebied - een seizoensgebonden accumulatie, ongeveer samenvallend met het smelten van de sneeuw of na hevige zomerregens. Bij een sterke verhoging van de waterstand moet eerst de binnenvaart worden stilgelegd; bij verdere stijging kan het komen tot overstromingen. In de bergen kunnen aanzwellende bergbeken bruggen meesleuren of aardverschuivingen veroorzaken.
In rivieren en kleinere stromen wordt gesproken van hoogwater wanneer het waterpeil gedurende langere tijd (meerdere dagen) de normale meetwaarden overschrijdt. Zij hebben meestal - afhankelijk van de vorm van het stroomgebied - een seizoensgebonden accumulatie, ongeveer samenvallend met het smelten van de sneeuw of na hevige zomerregens. Bij een sterke verhoging van de waterstand moet eerst de binnenvaart worden stilgelegd; bij verdere stijging kan het komen tot overstromingen. In de bergen kunnen aanzwellende bergbeken bruggen meesleuren of aardverschuivingen veroorzaken.
I
J
K
Kajak: Een kajak is een kleine kano om mee te kunnen kajakvaren. Kenmerkend is dat deze kano van boven dicht is met een mangat of opening in het midden, waarbij de vaarder met de benen naar voren zit en met een dubbelbladige peddel vaart.
Kano: Een kano is een boot die in principe met in de hand gehouden peddels met spierkracht voortbewogen wordt. Voortbeweging door zeilen, bomen of een motor komt echter ook voor. De term 'kano' komt van het Portugees/Spaanse woord 'canoa'. Aangenomen wordt dat dit woord via Columbus afkomstig is van de West-Indische Arowakkenals benaming voor de aldaar gebruikte boomstamkano's.
Meest voorkomende kano's zijn tegenwoordig de kajak en de toerkano die in veel Europese landen ook wel Canadese kano wordt genoemd. De drakenboot, de uitlegger-kano, de korjaal en de prauw zijn in West-Europa bijvoorbeeld minder gangbare typen kano, hoewel races met drakenboten steeds vaker plaatsvinden.
Kano: Een kano is een boot die in principe met in de hand gehouden peddels met spierkracht voortbewogen wordt. Voortbeweging door zeilen, bomen of een motor komt echter ook voor. De term 'kano' komt van het Portugees/Spaanse woord 'canoa'. Aangenomen wordt dat dit woord via Columbus afkomstig is van de West-Indische Arowakkenals benaming voor de aldaar gebruikte boomstamkano's.
Meest voorkomende kano's zijn tegenwoordig de kajak en de toerkano die in veel Europese landen ook wel Canadese kano wordt genoemd. De drakenboot, de uitlegger-kano, de korjaal en de prauw zijn in West-Europa bijvoorbeeld minder gangbare typen kano, hoewel races met drakenboten steeds vaker plaatsvinden.
Karabijnhaak: Een speciale (vaak roestvrij staal) haak om makkelijk een touw ergens aan te bevestigen,makkelijk bij het afmeren
Keersluis: Een sluis die water keert of tegenhoudt, met als het voornaamste doel van de sluis het keren van hoogwater.
Keerwater: Een rustig water dat tegengesteld aan de algemene stroomrichting van de rivier stroomt, meestal achter grote rotsblokken of hindernissen.
Keerzog: zie Rappel
Kentering: Een moment van stil water op het moment van de wisseling van de stroomrichting door de wissel van het getij. Op de Schelde ter hoogte van Antwerpen duurt dit ongeveer 30 minuten, ter hoogte van Temse ongeveer 10 minuten (bron: Vlaamse Hydrografie).
Keerzog: zie Rappel
Kentering: Een moment van stil water op het moment van de wisseling van de stroomrichting door de wissel van het getij. Op de Schelde ter hoogte van Antwerpen duurt dit ongeveer 30 minuten, ter hoogte van Temse ongeveer 10 minuten (bron: Vlaamse Hydrografie).
L
Laagwater: Het omgekeerde van 'hoogwater', de laagste waterstand van een rivier of een zee, al dan niet onder invloed van het getij.
Long John: Een neopreen pak zonder mouwen,zodat er voldoende bewegingsruimte is bij de oksels,verkrijgbaar in verschillende diktes. Een Long John moet goed passen,bij contact met het water komt er tussen het lichaam en het pak een dun laagje water,wat het lichaam op temperatuur houdt.
M
N
NKV: de afkorting van "Nederlandstalig Kano Verbond", dit was de oude naam van de kajakfederatie in Vlaanderen. Nu heet de federatie VKKF of Vlaamse Kano en Kajak Federatie.
O
P
Pand: Een gedeelte van een kanaal of gekanaliseerde rivier tussen twee (keer-) sluizen, gekenmerkt door eenzelfde waterpeil.
Passage: Een moeilijk deel van een rivier (een rivier bestaat meestal uit een afwisseling van passages en rustigere stukken water).
Peddelbrug: Een techniek (een kant van de peddel rust op de steiger en de andere kant op de kajak) die zorgt voor extra stabiliteit tijdens het in-en uitstappen in de kajak.
Peddel-leash: Een bevestigingskoord (elastisch) tussen kajak en peddel om te voorkomen dat je de peddel verliest.
Peddel-roer: Manier van sturen,door de peddel als roer te gebruiken,wordt vaak gebruikt in de branding en bij het surfen.
Peddelbrug: Een techniek (een kant van de peddel rust op de steiger en de andere kant op de kajak) die zorgt voor extra stabiliteit tijdens het in-en uitstappen in de kajak.
Peddel-leash: Een bevestigingskoord (elastisch) tussen kajak en peddel om te voorkomen dat je de peddel verliest.
Peddel-roer: Manier van sturen,door de peddel als roer te gebruiken,wordt vaak gebruikt in de branding en bij het surfen.
Pleziervaartuig: Een pleziervaartuig is een vaartuig met een lengte tussen 2,50 en 24 meter dat, al dan niet gebruikt voor winstgevende verrichtingen, in welke vorm ook, aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitzondering van vaartuigen gebruikt of bestemd voor het vervoer van meer dan 12 passagiers zoals bepaald in dedefinitie van het KB betreffende de grenscontrole aan de maritieme buitengrens van 11 april 2005.
R
Rappel (keerzog): Een verval waarbij het water niet doorstroomt maar krachtig teruggezogen wordt, zodat het oneindig blijft recirculeren. Slechts een klein deel spoelt diep onderdoor en stroomt dan verder. Drijvende objecten die in de rappel terecht komen blijven er in hangen. Veel kunstmatige barrages in België hebben een gevaarlijke rappel.
Roer: een alternatief voor de variabele scheg,met een roer kan de koers van de kajak, onafhankelijk van de peddel, worden bepaald, het roer wordt bediend met de voeten, vaak is het roer uitgevoerd als klaproer(snel in of uit het water te halen)
Roer: een alternatief voor de variabele scheg,met een roer kan de koers van de kajak, onafhankelijk van de peddel, worden bepaald, het roer wordt bediend met de voeten, vaak is het roer uitgevoerd als klaproer(snel in of uit het water te halen)
S
Scheg (variabel): Een variabele scheg is een soort kleine zwaard dat met behulp van een bedienings-mechanisme in diverse standen kan worden neergelaten of opgehaald,scheg voorkomt oploeven en verbetert de koersvastheid van de kajak.
Scullen: De kajak op de zijkant brengen en houden en daarbij het lichaam en het hoofd maximaal laten dragen door het water,met een hoge steun kan men dit beëindigen.
Sifon: Water dat met kracht onder of tegen uitgeholde rotsen stroomt. Sifons zijn vaak verstopt met takken en allerlei afval en de waterdruk is erg hoog, zodat je het risico loopt hierin geklemd te raken. Deze term wordt ook nog gebruikt voor een constructie waardoor water van de ene waterloop (meestal) onder een andere (bv. een kanaal) door loopt.
Sleeplijn: Een lijn die gebruikt wordt op groot water gebruikt om een andere kajak te slepen, als deze zelf niet in staat is om de kajak te varen.
Slipway: Ook nog trailerhelling geheten. Een slipway is een helling aan het water waardoor schepen en boten in en uit het water kunnen worden gelaten. Vlottende steigers zijn doorgaans veiliger en comfortabeler om je kajak te water te laten. Slipways hangen immers vaak vol met modder en slib door de veranderende hoogte van het water (vooral bij regenrivieren en tijrivieren).
SOT: Afkorting van Sit-on-top. Een "Sit on top” kajak, betekent dat je er niet in zit, zoals bij een gewone kajak of kano, maar er op. Je kunt dus niet met de kajak omvallen, je kunt er hoogstens afvallen en een cursus eskimoteren is niet noodzakelijk. Door de dubbele bodem ben je onzinkbaar wat deze kajaks erg veilig en geschikt maakt om op( tij-)rivieren en op zee te varen.
Squirt (sterndip, soleil): De boot achterwaarts verticaal zetten. De achterkant wordt ondergeduwd door de stroming en de boot komt verticaal te staan.
Stand up paddle (SUP): Een speciale manier van peddelen, niet zittend maar staand op een speciale "plank" met gebruik van een lange enkelbladige peddel.
Stuurboord: De rechterzijde van een boot of een vliegtuig, en bakboord is de linkerzijde, gezien in de normale vaarrichting (naar de boeg toe gekeken).
Surfski: Een snelle lange (Sit on top)kajak. Deze zijn ontstaan uit een behoefte van reddingsbrigade's om snel drenkelingen te kunnen helpen. Ze hebben een lengte tussen de 6,1 en 6,6 meter en zijn zo'n 43 tot 50 cm breed.
Scullen: De kajak op de zijkant brengen en houden en daarbij het lichaam en het hoofd maximaal laten dragen door het water,met een hoge steun kan men dit beëindigen.
Sifon: Water dat met kracht onder of tegen uitgeholde rotsen stroomt. Sifons zijn vaak verstopt met takken en allerlei afval en de waterdruk is erg hoog, zodat je het risico loopt hierin geklemd te raken. Deze term wordt ook nog gebruikt voor een constructie waardoor water van de ene waterloop (meestal) onder een andere (bv. een kanaal) door loopt.
Sleeplijn: Een lijn die gebruikt wordt op groot water gebruikt om een andere kajak te slepen, als deze zelf niet in staat is om de kajak te varen.
Slipway: Ook nog trailerhelling geheten. Een slipway is een helling aan het water waardoor schepen en boten in en uit het water kunnen worden gelaten. Vlottende steigers zijn doorgaans veiliger en comfortabeler om je kajak te water te laten. Slipways hangen immers vaak vol met modder en slib door de veranderende hoogte van het water (vooral bij regenrivieren en tijrivieren).
SOT: Afkorting van Sit-on-top. Een "Sit on top” kajak, betekent dat je er niet in zit, zoals bij een gewone kajak of kano, maar er op. Je kunt dus niet met de kajak omvallen, je kunt er hoogstens afvallen en een cursus eskimoteren is niet noodzakelijk. Door de dubbele bodem ben je onzinkbaar wat deze kajaks erg veilig en geschikt maakt om op( tij-)rivieren en op zee te varen.
Squirt (sterndip, soleil): De boot achterwaarts verticaal zetten. De achterkant wordt ondergeduwd door de stroming en de boot komt verticaal te staan.
Stand up paddle (SUP): Een speciale manier van peddelen, niet zittend maar staand op een speciale "plank" met gebruik van een lange enkelbladige peddel.
Stuurboord: De rechterzijde van een boot of een vliegtuig, en bakboord is de linkerzijde, gezien in de normale vaarrichting (naar de boeg toe gekeken).
Surfski: Een snelle lange (Sit on top)kajak. Deze zijn ontstaan uit een behoefte van reddingsbrigade's om snel drenkelingen te kunnen helpen. Ze hebben een lengte tussen de 6,1 en 6,6 meter en zijn zo'n 43 tot 50 cm breed.
T
Toggle: Handgreep aan een draaglus van de kajak
Traverseren: Vaartechniek waarbij je jezelf ergens naartoe verplaatst op stromend water terwijl je de uitwerking van een dwarskracht op de kajak(in dit geval de stroming )compenseert door met een bepaalde hoek tegen die dwarskracht in te varen.
Trim: De ligging van de kajak in het water, dit is van belang voor de precieze vaareigenschappen van de kajak. Bij gelijklast ligt de kajak vooraan en achteraan even diep in het water. dit is goed voor de snelheid, wendbaarheid, droog varen en stabiliteit. Bij heklast ligt de kajak van achteren dieper in het water. Dit geeft meer koersvastheid bij het vooruitvaren, ook omdat dit het oploeven van je kajak bij zijwind tegenwerkt. Boeglast wilt zeggen dat de kajak vooraan dieper in het water ligt; dit komt van pas bij het achteruitvaren of bij harde wind pal tegen.
Tufnol: kunststof gemaakt van plastic en vezels
Traverseren: Vaartechniek waarbij je jezelf ergens naartoe verplaatst op stromend water terwijl je de uitwerking van een dwarskracht op de kajak(in dit geval de stroming )compenseert door met een bepaalde hoek tegen die dwarskracht in te varen.
Trim: De ligging van de kajak in het water, dit is van belang voor de precieze vaareigenschappen van de kajak. Bij gelijklast ligt de kajak vooraan en achteraan even diep in het water. dit is goed voor de snelheid, wendbaarheid, droog varen en stabiliteit. Bij heklast ligt de kajak van achteren dieper in het water. Dit geeft meer koersvastheid bij het vooruitvaren, ook omdat dit het oploeven van je kajak bij zijwind tegenwerkt. Boeglast wilt zeggen dat de kajak vooraan dieper in het water ligt; dit komt van pas bij het achteruitvaren of bij harde wind pal tegen.
Tufnol: kunststof gemaakt van plastic en vezels
U
V
Verval: Het verschil in hoogte van de waterspiegel tussen twee plaatsen (bv. water dat over een steen spoelt).
VKKF: Vlaamse Kano en Kajak Federatie. De nieuwe naam van de federatie, de oude was NKV (Nederlandstalig Kanoverbond). VKKF heeft zo'n 11 watersportdisciplines onder haar hoede waaronder lijn, marathon, kajakpolo, kano, wildwater, zeekajak, rodeo, rivierafdaling, slalom, toervaren en rafting en dit op competitief EN recreatief vlak.
VKKF: Vlaamse Kano en Kajak Federatie. De nieuwe naam van de federatie, de oude was NKV (Nederlandstalig Kanoverbond). VKKF heeft zo'n 11 watersportdisciplines onder haar hoede waaronder lijn, marathon, kajakpolo, kano, wildwater, zeekajak, rodeo, rivierafdaling, slalom, toervaren en rafting en dit op competitief EN recreatief vlak.
W
Werplijn: Een lijn die bedoeld is voor reddingsoperaties, deze is in verschillende lengte's te krijgen,1 uiteinde is voorzien van een zak.
X
Y
Z
Zaat: De naam van een locatie in Temse waar vroeger de scheepswerf Boelwerf gelegen was... Zaat is een dialect woord voor "scheepswerf".
Zeekajak: Een zeekajak is een zeewaardige toerkajak voor tochten op zee en ander groot water zoals meren en rivieren. Met een zeekajak is vrijwel elk water te bevaren, met uitzondering van wildstromende rivieren, daarvoor zijn ze te lang en niet wendbaar genoeg. Zeekajaks die bedoeld zijn om tochten met veel bagage te varen, worden ook wel expeditiekajaks genoemd.
Zeekajak: Een zeekajak is een zeewaardige toerkajak voor tochten op zee en ander groot water zoals meren en rivieren. Met een zeekajak is vrijwel elk water te bevaren, met uitzondering van wildstromende rivieren, daarvoor zijn ze te lang en niet wendbaar genoeg. Zeekajaks die bedoeld zijn om tochten met veel bagage te varen, worden ook wel expeditiekajaks genoemd.
Lees de disclaimer!
Contacteer me alsjeblieft als je mijn foto's wenst te gebruiken. Please contact me for using my pictures. |